De kleren van de keizer

De lente schonk gul haar kleuren
verfde koppen en vleugels bont
maar vergat de mus
die maar niet begrijpen kon
waarom alleen hij

in de grondverf was gebleven,
terwijl zijn kleurloosheid
hem juist tot eer moest
strekken: het pronken
immers dom en onbescheiden

maar telkens weer ongelovig
naar zichzelf kwam kijken
fladderend voor de ramen
of hij zich niet vergist had
of zijn veren toch niet blonken.

(inzending Turing Gedichtenwedstrijd 2017)