Onnodige ophef rondom de Boekenbon Literatuurprijs

Op de shortlist van de Boekenbon Literatuurprijs (voorheen de AKO Literatuurprijs) staan vier mannen en één vrouw. Vroeger was me dat niet opgevallen. Ook hield ik me nooit bezig met de vraag of de Vlamingen wel voldoende vertegenwoordigd waren. Nu voelde ik me bijna opgelucht: geen spoor van de politieke correctheid die met name de cultuursector teistert (zie bijvoorbeeld het subsidiebeleid van de Raad voor Cultuur). De jury bestaat weliswaar voor twee derde uit man, maar is benoemd door een stichting die wordt aangevoerd door een vrouw. Niets aan de hand dus.

Tegelijk was ik niet verbaasd over de verontwaardiging die losbarstte over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de lijst. De Stichting Jaarlijkse Literatuurprijs, die over de boekenbonprijs gaat, kreeg meteen politiek correct Nederland over zich heen. Voorzitter Winnie Sorgdrager verdedigde zich met het terechte argument dat het bij de keuze om literaire kwaliteit gaat en niet om ras, geslacht of seksuele voorkeur. Dat de lijst uit vier mannen en maar een vrouw bestaat is dus toeval. De Stichting is onafhankelijk en maakt dit predicaat dus gewoon waar.

Maaike Meijer stond echter op haar achterste benen. Volgens de feministische literatuurwetenschapper laat deze shortlist zien dat vrouwen nog steeds worden achtergesteld. In een lange bespreking van Dit is geen vrouwenboek van Corina Koolen in Trouw van 10 oktober jl. spreekt ze van een Honderdvijftigjarige Oorlog (met hoofdletters!) die nog steeds niet is afgelopen. Indirect en onbewust spelen nog dezelfde vooroordelen. Ze baseert zich daarbij op Koolens onderzoek, waaruit onder andere blijkt dat 7% van de lezers boeken hoger waarderen als ze door een man geschreven zijn en een mannelijke hoofdpersoon hebben. De meeste literaire prijzen zijn gewonnen door mannen. Typerend volgens Meijer is dat door vrouwen geschreven boeken algauw als damesromans of vrouwenboeken worden gediskwalificeerd. Waarom wordt er nooit gesproken van mannenboeken? Schrijven mannen soms beter dan vrouwen, vraagt ze zich retorisch af.

Natuurlijk niet. En dat vrouwen lang zijn achtergesteld, ook in de literatuur, lijkt me duidelijk. De vraag is alleen of dat nog steeds zo is. En dat geloof ik niet. Daarbij zijn er nou eenmaal literaire romans waartoe meer vrouwelijke dan mannelijke lezers zich aangetrokken voelen (en omgekeerd: noem dat voor mijn part mannenboeken). Een jurylid hoort hier echter boven te staan. Het lijkt er bij Meijer op alsof historisch onrecht moet worden gecompenseerd. Dat er pas sprake is van gelijkheid als een evenredig aantal vrouwen de P.C. Hooft-prijs, de Prijs der Nederlandse Letteren, of welke prijs dan ook heeft gewonnen en dat is natuurlijk onzin. Meijer kan de discriminatie die ze bij de Stichting Jaarlijkse Literatuurprijs ziet niet bewijzen. Haar aantijging wakkert alleen maar de verontwaardiging aan.

Van juryleden, dus ook die van de Boekenbon Literatuurprijs, moet verwacht worden dat ze hun werk integer doen. Ze zijn er niet om vroegere misstanden recht te zetten. Juist dan zouden ze bevooroordeeld zijn en zich bovendien bezondigen aan politieke correctheid. En daar is de literatuur niet mee gediend.