Bloems doem

‘Laat die vlam altijd mijn hart verteren,/Door wier brand ik droefste dagen dùld;/Laat mij hijgen in een fel begeren/Zó verlangend en zó onvervuld.’ J.C. Bloem

Als je aan klassieke Nederlandse poëzie denkt, denk je algauw aan J.C. Bloem en dan vooral aan titels als ‘De Dapperstraat’ of ‘November’. Elke november komt het laatste gedicht op sociale media langs. Alle andere gedichten van Bloem waren ook geschikt geweest, want Bloem is een echte herfstdichter. Als jonge student Nederlands werd ik door mijn hoogleraar Redbad Fokkema – tevens poëziecriticus en dichter – voor zijn somberheid gewaarschuwd: Bloem, daar moest je mee oppassen, dat was zware kost. Zelf hield hij er zichtbaar van.
Ik vond Bloems gedichten meteen prachtig: muzikaal en verstaanbaar, en allemaal gingen ze over waar het volgens mij bij poëzie om moet gaan: de verklanking van levensraadsels, het oproepen van een magische werkelijkheid waarachter diepe waarheden schuilgaan. Dat gold ook voor het werk van tijdgenoten als Nijhoff, Slauerhoff en Marsman. Bloems voorbeelden waren de iets oudere Leopold en Verwey.

Lees verder “Bloems doem”