De waarde van de verbeelding

Bij het overlijden van Tonke Dragt (1930 – 2024)

Over het belang van lezen zijn al veel vervelende stukken geschreven. Toch is het allemaal waar. Omdat ik veel las wist ik op school al hoe je woorden spelde en kon ik goede opstellen schrijven. Ik wist dat de wereld ruimer dan de alledaagse werkelijkheid was. Maar bovenal waren boeken een bron van plezier.

Ridderlijkheid
Ik moest hieraan denken bij het overlijden van Tonke Dragt. Ze was een van mijn favoriete jeugdboekenschrijvers. Vooral vanwege de ridderromans De brief voor de koning en het vervolg Geheimen van het Wilde Woud: avonturenverhalen vrij naar middelnederlandse ridderromans, maar dat wist ik toen nog niet. Dat gaf ook niet. Behalve door de spannende avonturen sprak De brief voor de koning ook door het onderwerp aan: een jongeman – maar net iets ouder dan ikzelf – die de regels van de nachtelijke wake voor de ridderslag trotseerde en zijn in nood verkerende medemens de helpende hand toestak. Waarmee hij zich – in tegenstelling tot zijn laffe, conventionele leeftijdsgenoten – een ware ridder betoonde. Zoiets blijft je je hele verdere leven bij. Dát doet literatuur: het verleent je inzichten. Niet door moralistisch te zijn, maar door het verhaal te laten spreken.

Lees verder “De waarde van de verbeelding”

De aantrekkingskracht van Hugo Claus

Over de biografie ‘De levens van Claus’ van Mark Schaevers

Als je mij vraagt welke Nederlandstalige schrijvers mij het meest inspireerden, dan staat Hugo Claus (1929 – 2008) bovenaan in het rijtje. Het verdriet van België is een van de absolute meesterwerken uit de wereldliteratuur. Ook als dichter maakte Claus veel indruk. Dan was er nog zijn performance: zijn recalcitrante, aforistische uitspraken die moeiteloos van zijn tong rolden. Van zijn optreden in Hier is… Adriaan van Dis in 1983 herinner ik mij onmiddellijk de vergelijking van de nonnen van de kostschool waar hij als kind verbleef met SS’ers (‘Waffen-SS in religieuze jurken’). Claus had lef en straalde dat uit. 
Wie zich nog van zijn eruditie en eloquentie moet overtuigen leze Groepsportret, een verzameling citaten uit interviews, bezorgd en op lemma gerangschikt door Mark Schaevers ter gelegenheid van Claus’ vijfenzeventigste verjaardag. Een geweldige titel omdat Claus regelmatig van mening veranderde (‘Ik ben niet bang om mezelf tegen te spreken’) en dus uit verschillende personen leek te bestaan. De levens van Claus, door dezelfde Schaevers, is in lijn met deze eerdere titel.

Lees verder “De aantrekkingskracht van Hugo Claus”

De laatste wil van de schrijver

Onlangs verscheen ‘nieuw werk’ van Gabriel García Márquez, die tien jaar geleden overleed: In augustus zien we elkaar. De voorgeschiedenis is inmiddels bekend: vanwege Alzheimer kon Márquez het boek niet voltooien en hij verbood uitgave na zijn dood. Wat bewoog de familie hiertoe toch over te gaan? Mocht de wereld niets van het literaire genie Márquez onthouden worden of was het ordinair geldgewin?

Dilemma
Het is een oude discussie: moet de laatste wil van een schrijver worden eerbiedigd? Of heeft die na zijn dood geen zeggenschap meer over zijn werk, omdat dat los is komen te staan van zijn persoon? Je zou kunnen zeggen: dat was zelfs tijdens zijn leven al, een auteur schrijft immers voor de ander. Wat zou ik zelf gevonden hebben als ik de schrijver was? Waarschijnlijk had ik het ook verboden. Maar als dode sta je machteloos, tenzij je het een en ander testamentair goed hebt vastgelegd.

Lees verder “De laatste wil van de schrijver”

Armoede

‘Haar hele lijf zwaaide heen en weer, met het wiegen van een meisje dat haar grote pijn verwerkt, in tweeën geklapt, drukkend op haar maag, om haar niet meer te voelen. Ach, je kunt beter bevallen dan honger hebben!’ (‘De Kopstoot’ – Émile Zola)

Het was een verkiezingsthema. Van partijen van links tot rechts hoorde je dat mensen tegenwoordig moeite hadden om rond te komen. Uit de monden van rechtse politici was dit opmerkelijk, omdat die zich nooit eerder bekommerden om bestaanszekerheid. Het ging hun dan ook niet om de luie nietsnutten, maar om ‘hardwerkende Nederlanders’, zelfs over de middeninkomens. Hun armoede valt moeilijk te geloven. De winkelstraten en de terrassen lopen over. De zaterdag voor kerst was er een record aan pinbetalingen en er is voor meer dan honderd miljoen aan vuurwerk verknald. En in januari gaat men weer massaal de zomervakantie boeken. Verkiezingsretoriek dus.
Wat is armoede? Niet meer elk weekend de hort op of regelmatig uit eten? Niet in staat zijn dure concerten of sportwedstrijden te bezoeken? Niet op vakantie kunnen gaan? Wie echt wil weten wat armoede is leze De Kopstoot (L’Assommoir, 1887) van Émile Zola, die zich afspeelt in een Parijse volkswijk in de tweede helft van de negentiende eeuw.

Lees verder “Armoede”

De heldere pen van Nijhoff

Het zal niemand verbazen dat biograaf Bart Slijper, net als eerder bij Willem Kloos en J.C. Bloem, met zijn biografie van Martinus Nijhoff  ‘een beeld van zijn persoonlijkheid’ wilde geven en geen verklaring van het werk. Dat laatste is ook al uitvoerig gedaan, schrijft Slijper in zijn nawoord, en er bestaat zoveel materiaal, brieven, manuscripten en persoonlijke documenten, dat ‘zelfs een boek van duizend bladzijden’ niet zou volstaan. Dat beknopte komt de leesbaarheid ten goede. Opnieuw leest Slijpers biografie als een roman en is hij erin geslaagd bij zijn onderwerp ‘in de buurt te komen’.
Natuurlijk weet je niet wat de biograaf allemaal weglaat – ik wist bijna niets van Nijhoffs leven – maar Slijper vertelt een coherent verhaal, waardoor je niet het gevoel hebt iets te missen. Zijn aanpak is weldadig: hij oordeelt en verklaart niet, maar laat de feiten spreken en speculeert zonder hier al te stellig in te zijn. Hij heeft zich zo goed in de persoon verdiept dat zijn hypotheses zeer geloofwaardig overkomen en je nergens het gevoel krijgt dat hij de dichter tekort doet.

Lees verder “De heldere pen van Nijhoff”

Bloems doem

‘Laat die vlam altijd mijn hart verteren,/Door wier brand ik droefste dagen dùld;/Laat mij hijgen in een fel begeren/Zó verlangend en zó onvervuld.’ J.C. Bloem

Als je aan klassieke Nederlandse poëzie denkt, denk je algauw aan J.C. Bloem en dan vooral aan titels als ‘De Dapperstraat’ of ‘November’. Elke november komt het laatste gedicht op sociale media langs. Alle andere gedichten van Bloem waren ook geschikt geweest, want Bloem is een echte herfstdichter. Als jonge student Nederlands werd ik door mijn hoogleraar Redbad Fokkema – tevens poëziecriticus en dichter – voor zijn somberheid gewaarschuwd: Bloem, daar moest je mee oppassen, dat was zware kost. Zelf hield hij er zichtbaar van.
Ik vond Bloems gedichten meteen prachtig: muzikaal en verstaanbaar, en allemaal gingen ze over waar het volgens mij bij poëzie om moet gaan: de verklanking van levensraadsels, het oproepen van een magische werkelijkheid waarachter diepe waarheden schuilgaan. Dat gold ook voor het werk van tijdgenoten als Nijhoff, Slauerhoff en Marsman. Bloems voorbeelden waren de iets oudere Leopold en Verwey.

Lees verder “Bloems doem”

Bekende ingrediënten, eigen soep

Waar haal je als schrijver je inspiratie vandaan? Hoe creëer je nog iets nieuws? Hoe verras je de ervaren lezer voor wie ingrediënten algauw bekend voorkomen? Dat waren vragen die bij me opkwamen bij het lezen van Niets dat hier hemelt, de laatste roman van Tomas Lieske.
Een geïsoleerd leefgebied, in dit geval een mistig veendorp. Indringers die deze veilige wereld verstoren. Een oud huis in een bos. De genadeloze wreedheid van kinderen. Het voorlijke meisje dat zowel ergert als prikkelt. Het nazisme (het verhaal speelt in de jaren dertig), de zogenaamde vooruitgang, rijk versus arm. Het komt er allemaal in voor. Het zijn onderwerpen die we al zo vaak in romans zijn tegengekomen. Ze leveren geheid sfeer en spanning op. Is dit gebrek aan originaliteit? Effectbejag?

Eigen schepping
Een centrale rol in de roman speelt een veenlijk dat door een paar kinderen wordt uitgegraven: een ruiter te paard die in hun actie en in de tijd zijn bevroren. De hand van de ruiter ‘stak naar voren in een late poging het paard te strelen, moed in te spreken, te leiden tot het uit het moeras kon stappen.’ Ik moest onmiddellijk denken aan de slotscène van Michel Tourniers De elzenkoning, als de hoofdpersoon en zijn paard omkomen in een moeras. Lieske moet dit boek kennen, denk ik dan.
Is dat erg? Nee, zolang de schrijver er maar een eigen schepping van maakt. Het gaat om het totaal, de soep zeg maar die hij van al die ingrediënten bereidt. Schrijvers putten uit dezelfde werkelijkheid, uit een bepaalde intellectuele traditie, maar ieder roert deze  op geheel eigen wijze om. Originaliteit is een rekbaar begrip. Pogingen met iets totaal nieuws te komen zijn tot mislukken gedoemd. Je zou algauw in een kramp schieten en geen pen meer aanraken.

Lees verder “Bekende ingrediënten, eigen soep”

De Robinson Crusoe van Michel Tournier

Iedereen herinnert zich waarschijnlijk uit zijn jeugd het verhaal van Robinson Crusoe. Het gelijknamige boek van Daniel Defoe uit 1719 is een van de meest invloedrijke romans uit de literatuurgeschiedenis: er zijn door de eeuwen heen talloze versies van verschenen. Volgens de Franse schrijver Michel Tournier (1924 – 2016) huist in ieder van ons een Robinson die gebaseerd is op een idee die uiteindelijk niets met de roman te maken heeft: het verlangen naar een onbewoond eiland met goudgele stranden en wuivende palmen. Crusoe werd van romanpersonage een mythologische held. Het boek werd een genre: de robinsonade. Tournier, die zich graag op oude verhalen en mythen baseerde, kwam met zijn eigen versie: het fascinerende Vrijdag of het andere eiland (1967).

Prentenboek
Als kind had ik van Robinson Crusoe een prachtig prentenboek, waarin gedetailleerd ingegaan werd op alles wat de stoere schipbreukeling hielp om in leven te blijven: van allerlei tot de verbeelding sprekend gereedschap tot de verschillende knopen die hij kon leggen en het vlot dat hij bouwde – als jeugdboek was het natuurlijk deels educatief. Ik weet nog dat het een enorme troost gaf dat zelfs als je de eenzaamste mens op aarde was, teruggeworpen op een onbewoond eiland, je toch nog ergens houvast aan kon hebben en overleven, hoewel Crusoe natuurlijk de mazzel had dat hij van alles uit het scheepswrak kon halen.

Lees verder “De Robinson Crusoe van Michel Tournier”

Loodzware tradities

Onlangs verscheen een vertaling van Full of Life van de Amerikaanse schrijver John Fante, een roman uit 1952. Net als zijn andere boeken is Het volle leven sterk autobiografisch: de hoofdpersoon stamt af van Italiaanse immigranten, is scenarioschrijver en woonachtig in Los Angeles. De romans zijn variaties op dezelfde thema’s: armoede en maatschappelijk succes, het buitenstaanderschap van de immigrant, de generatiekloof, een autoritaire vader, het katholicisme. Fante treedt hier zelfs onder eigen naam op, terwijl hij eerder schuilging onder het pseudoniem Arturo Bandini. In het voorwoord lezen we dat zijn uitgever hierop stond: non-fictie verkoopt beter. Toch hebben we hier te maken met een roman, met fictie.

Ballon
De problemen waarmee de hoofdpersoon te kampen heeft zijn tweeledig. Allereerst de transformatie die zijn vrouw ondergaat als zij zwanger is. Niet alleen fysiek door ‘de ballon’ onder haar jurk, waardoor ze –  vinden ze beiden – haar aantrekkelijkheid als vrouw kwijt is, maar ook geestelijk, wat veel ingrijpender is. Zij gedraagt zich steeds afstandelijker en wordt een compleet andere vrouw. Dit culmineert in haar voornemen zich te bekeren tot het katholieke geloof. Tot Fantes schrik wil ze zelfs opnieuw trouwen voor de kerk. Hiervoor moet hij absolutie vragen. Maar waarom zou hij? Hij heeft helemaal nergens spijt van. Je voelt dat alles gierend misgaat.

Lees verder “Loodzware tradities”

Meteen een schoft

Deugen of niet deugen, daar gaat het in deze tijd vaak over. Ook als het over kunst en literatuur gaat. Klassiekers worden onder de loep genomen en gezuiverd van ‘ondeugdelijk taalgebruik’. Geëngageerde romans worden omarmd, omdat die de wereld zouden verbeteren. Kunst en literatuur zouden hoe dan ook een beter mens van je maken. De grote schrijver Philip Roth schreef daarentegen dat je de mens juist moest beschrijven zoals hij is, met al zijn fouten en gebreken. Anders heeft schrijven geen zin. Hij had gelijk.

Migratie
Beschrijven doet Marente de Moor ook in haar laatste boek De schoft. De titel slaat op de hoofdpersoon van het boek, Tom Wilenski, een journalist die meevaart op een vluchtelingenschip om er een reportage over te schrijven. Eerder heeft hij zich kritisch uitgelaten over migratie, maar omdat hij een pseudoniem gebruikt, is de bemanning daarvan niet op de hoogte. Deze bestaat, op één na, uit (jonge) vrouwen, waaronder een tweeling, die non-binair blijkt te zijn. Als de inhoud van zijn telefoon, die Wilenski had uitgeleend aan een bemanningslid om op te laden, bekend wordt en daarmee zijn identiteit, is hij meteen een schoft.

Lees verder “Meteen een schoft”