De kracht van literatuur

De Wereld Draait Door houdt op te bestaan en daarmee ook het boekenpanel. Eerder verdween het interviewprogramma Boeken. Het waren nog de enige momenten op televisie waarop er over boeken gesproken werd. Voor Mondo is helaas gekozen voor een buitenliteraire invalshoek. Een literatuurliefhebber heeft daar niets te zoeken.

Het viel op dat het boekenpanel zo nodig moest schreeuwen om een boek onder de aandacht te brengen. Al die vreselijke superlatieven. Zo werd het laatste boek van Jeroen Brouwers aangeprezen als ‘mokergoed’. Ook nog slecht Nederlands. Verder vervaagde het onderscheid tussen literatuur en andersoortige boeken. Het ging vaak om de persoon van de schrijver in plaats van om het boek zelf. Dat gold de laatste tijd zelfs voor Boeken. De programmamakers conformeerden zich aan de tijdgeest waarin alles om beeld(vorming) draait en een boek vooral interessant is vanwege het persoonlijke verhaal van de auteur.

Is er in onze tijd nog toekomst voor de literaire roman? Oek de Jong vroeg het zich af in zijn essay Wat alleen de roman kan zeggen (2013, aangevuld in 2015). U raadt het antwoord al. Ik geef de belangrijkste conclusies vereenvoudigd weer.

De roman kan als geen ander medium beschrijven wat er in iemands hoofd omgaat, het ‘diepe ik’, dat meestal onzichtbaar blijft. Op de weergave van complexe staten van bewustzijn heeft de roman nog altijd het patent, schrijft De Jong. Wat een roman teweegbrengt valt niet in een samenvatting weer te geven: ‘Je hebt de context van de hele roman nodig om het werkelijk tot zijn recht te laten komen.’ Bovendien zet een roman aan tot gedachten en mijmeringen, die de leeservaring verdiepen. Dat is precies wat mij altijd zo in literatuur heeft aangesproken. Ik hoef geen verhaal. Het laatste wat ik wil is een boek te worden ingetrokken.

Een roman is ook bij uitstek geschikt om het intieme te verbeelden, zegt De Jong. Hij houdt, net als ik, van zintuiglijk proza. Een van de voorbeelden die hij noemt is de Japanse schrijver Yasunari Kawabata (1899 – 1972) die in 1968 de Nobelprijs voor literatuur ontving. Deze schrijver bleek voor mij een ontdekking. In De schone slaapsters (1961) bezoekt een 67-jarige man een huis waar oude impotente mannen de nacht kunnen doorbrengen met in slaap gebrachte jonge meisjes. De bezoeken zijn (bij de overigens nog viriele man) aanleiding voor diverse hallucinerende herinneringen en overpeinzingen over erotiek, ouderdom en dood. In Sneeuwland (1947) dat zich afspeelt in een winters bergdorp wordt op bijzonder sensitieve wijze de onmogelijke liefde beschreven tussen een geisha en een beschouwelijke estheet. Eveneens een boek met een unieke sfeer. Het soort romans dat geschreven en uitgegeven moet blijven worden.