Mijn duifje

Meneer B. ging naar buiten om een sigaartje te roken. Zijn gedachten dreven mee op de wegkringelende rook. Wat was het toch een rustgevende gewoonte, die maar al te makkelijk door gezondheidsfanaten werd verketterd. Roken was gezond, daar was meneer B. van overtuigd. Het verminderde de stress.
De verrassend warme lentemiddag stemde hem een beetje melancholiek en hij dacht aan haar van wie hij nou al zo lange tijd niets had gehoord. Terwijl hij in zijn laatste e-mail zo zijn hart had uitgestort.
Twee duiven meldden zich op de dakrand van de schuur in het schelle tegenlicht. Toch zag hij hun verlangen. Nog altijd kwamen ze om voer bedelen. De hele winter had meneer B. een bord met vogelzaad op zijn terras staan. Er kwam natuurlijk een moment dat dit overbodig was en de vogels hun eigen voedsel moesten gaan zoeken. Maar zoals elk jaar stelde meneer B. dat moment voortdurend uit. Hij kon het gewoon niet over zijn hart verkrijgen met voeren te stoppen. Het toch irrationele idee dat zijn vogels dan zouden verhongeren weerhield hem ervan.

De duiven, twee tortelduiven, waren vandaag te laat. De mussen en kauwen waren ze voor geweest. Het bord was volledig leeg.
Misschien kwam het door zijn melancholieke stemming, dat meneer B. besloot om meer vogelzaad te gaan halen. Een klein beetje maar. Dat moest kunnen. Ondertussen kreeg hij het in zijn winterjas behoorlijk warm.
Luid fladderend stortten de vogels zich op het voer. Trekjes nemend van zijn seňorita bewonderde meneer B. hun schoonheid: het gladde parelgrijs van hun verendek met die zweem van bruin erin, de elegante smalle band om hun nek. De duiven pikten de zaadjes in een constant en razendsnel tempo op. In hun gulzigheid betraden ze zelfs het gladde bord waarop ze met hun kale poten uitgleden. Een komisch gezicht.
Toen schrok meneer B. op van een plotselinge gedachte. De kat! Even daarvoor had hij hem naar buiten gelaten. Zou hij om de hoek van de schuur op de loer liggen? Opeens zag meneer B. een gruwelijk tafereel voor zich van een wanordelijke chaos van veren en bloed. Door hem veroorzaakt. Zijn sigaar smaakte hem niet meer. Hij kon zich pas weer ontspannen toen het bord leeggevreten was en de duiven heelhuids opgevlogen. De tuin inspecterend zag meneer B. geen spoor van de kat. Toen zag hij een poot over de dakrand van de schuur steken waaraan zijn zonnende kat vastzat.
Aan het stompje sigaar zuigend, dacht meneer B. vervolgens weer aan zijn geliefde. Echter minder wanhopig dan daarvoor. Hij voelde zich eerder kalm en vredig. Wellicht waren de duiven wel een voorbode geweest van iets moois, iets wat bij wijze van spreken al in de milde voorjaarslucht hing. Hij besloot zijn geliefde nogmaals te schrijven.

Een week later kreeg hij van haar bericht. Vol excuses. Hij belde haar op en ze spraken af in een restaurant. Daar zat ze dan eindelijk voor hem. Mijn duifje, dacht hij, terwijl hij haar de menukaart zag bestuderen. Haar blouse was van een prachtig glanzende stof en sloot nauw om haar bovenlichaam. Een minuscuul kettinkje sierde haar hals. Tot zijn schrik zei ze zin te hebben in duivenborst. Tijdens het eten kon hij zijn ogen niet van haar bord afhouden. Hij wist heel zeker dat hij haar hierna nooit meer zou zien.