De heldere pen van Nijhoff

Het zal niemand verbazen dat biograaf Bart Slijper, net als eerder bij Willem Kloos en J.C. Bloem, met zijn biografie van Martinus Nijhoff  ‘een beeld van zijn persoonlijkheid’ wilde geven en geen verklaring van het werk. Dat laatste is ook al uitvoerig gedaan, schrijft Slijper in zijn nawoord, en er bestaat zoveel materiaal, brieven, manuscripten en persoonlijke documenten, dat ‘zelfs een boek van duizend bladzijden’ niet zou volstaan. Dat beknopte komt de leesbaarheid ten goede. Opnieuw leest Slijpers biografie als een roman en is hij erin geslaagd bij zijn onderwerp ‘in de buurt te komen’.
Natuurlijk weet je niet wat de biograaf allemaal weglaat – ik wist bijna niets van Nijhoffs leven – maar Slijper vertelt een coherent verhaal, waardoor je niet het gevoel hebt iets te missen. Zijn aanpak is weldadig: hij oordeelt en verklaart niet, maar laat de feiten spreken en speculeert zonder hier al te stellig in te zijn. Hij heeft zich zo goed in de persoon verdiept dat zijn hypotheses zeer geloofwaardig overkomen en je nergens het gevoel krijgt dat hij de dichter tekort doet.

Lees verder “De heldere pen van Nijhoff”

Bloems doem

‘Laat die vlam altijd mijn hart verteren,/Door wier brand ik droefste dagen dùld;/Laat mij hijgen in een fel begeren/Zó verlangend en zó onvervuld.’ J.C. Bloem

Als je aan klassieke Nederlandse poëzie denkt, denk je algauw aan J.C. Bloem en dan vooral aan titels als ‘De Dapperstraat’ of ‘November’. Elke november komt het laatste gedicht op sociale media langs. Alle andere gedichten van Bloem waren ook geschikt geweest, want Bloem is een echte herfstdichter. Als jonge student Nederlands werd ik door mijn hoogleraar Redbad Fokkema – tevens poëziecriticus en dichter – voor zijn somberheid gewaarschuwd: Bloem, daar moest je mee oppassen, dat was zware kost. Zelf hield hij er zichtbaar van.
Ik vond Bloems gedichten meteen prachtig: muzikaal en verstaanbaar, en allemaal gingen ze over waar het volgens mij bij poëzie om moet gaan: de verklanking van levensraadsels, het oproepen van een magische werkelijkheid waarachter diepe waarheden schuilgaan. Dat gold ook voor het werk van tijdgenoten als Nijhoff, Slauerhoff en Marsman. Bloems voorbeelden waren de iets oudere Leopold en Verwey.

Lees verder “Bloems doem”

Nescio’s ingetogen levenslust

Over de biografie door Lieneke Frerichs

Er is, behalve Multatuli, geen Nederlandse schrijver die zo klassiek is als Nescio (J.H.F. Grönloh). De drie novellen die hem beroemd maakten: De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje, bekoorden mij als tiener onmiddellijk door de melancholie die erover hing en de onmaatschappelijkheid van de personages. En die bekoring is er nog steeds.

We weten dat het lang duurde voordat Nescio deze literaire status verwierf. Als je de biografie van Lieneke Frerichs over hem leest, lijken deze novellen haast iets marginaals in zijn leven. Na zijn mislukte poging om met vrienden een kolonie te stichten naar voorbeeld van Frederik van Eedens Walden, was Grönloh vooral medewerker van de Holland-Bombay Trading Company, waar hij zes lange dagen per week werkte, carrière maakte en uiteindelijk directeur werd. Het is bijna een vreemde gewaarwording om dit te lezen. Hij verdiende op een bepaald moment een dijk van een inkomen en kwam daardoor de crisisjaren goed door.

Lees verder “Nescio’s ingetogen levenslust”