Experimenteerdrift overheerst bij Colin Vallon Trio

Concertrecensie van  Colin Vallon Trio, Bimhuis, Amsterdam, 5 april 2018

Het concert van het Zwitserse Colin Vallon Trio komt traag op gang. Het begint bijna als een soundcheck, waarbij Vallon en de zijnen voorzichtig klanken aan hun instrumenten ontlokken. Vallon door onder andere de pianosnaren in de vleugel te bespelen, iets wat hij gedurende het concert regelmatig zal doen. Het is het begin van een optreden dat een behoorlijk experimenteel karakter zal hebben.

Dwarse ritmes

Na het naamloze openingsstuk worden van het in januari 2017 verschenen album ‘Danse’ voor de pauze ‘Tsunami’ en ‘Tinguely’ uitgevoerd. ‘Tsunami’ is een sterke compositie, waarop de uitstekende drummer Julian Sartorius met dwarse ritmes de stemmige pianoakkoorden van Vallon ondersteunt, waarvoor hij steeds, letterlijk, een andere stick uit zijn broekzak trekt. Voor het door contrabassist Patrice Moret geschreven ‘Tinguely’ moet zijn drumstel eerst worden geprepareerd: een trommel en bekken worden afgedekt om de klankeffecten op dit nummer te bewerkstelligen. Vallon goochelt intussen met de in zijn vleugel verstopte elektronica. Het lukt het trio hierdoor even abstract en blikkerig te klinken als de objecten van de Zwitserse beeldend kunstenaar.

Daarna speelt het trio twee nieuwe composities, die op summiere en timide wijze door Vallon worden geïntroduceerd. Wat toelichting was welkom geweest. ‘Aleppo’ opent fraai met zorgvuldig geplaatste dissonanten. Patrice Moret laat zijn bas zacht zingen. Ook ‘Samsara’ is een typisch Vallon-nummer met traag opgebouwde akkoorden, waarin het ritme steeds dominanter wordt. Het is werk dat veel belooft voor een volgend album.

Klankbeelden

Na de pauze worden ‘Sisyphe’ en ‘Danse’ en het van het vorige album ‘Le Vent’ afkomstige ‘Pixels’ aan één stuk door gespeeld. Het valt weer op hoe sterk Vallons muziek leunt op het ritme. Er wordt daarbij stevig geëxperimenteerd. Het trio creëert complexe klankbeelden, waarbij het erg gericht is op effecten. Moret plukt onder de brug aan de snaren of slaat er met de vlakke hand op. Vallon tovert ijle geluiden uit zijn pianosnaren. Sartorius’ drumkit blijkt een onvoorstelbaar palet aan klanken te herbergen. Het is knap, maar vergt ook veel van de aandacht. Vallon bedankt na deze nummers de toehoorders niet voor niets voor hun ‘big ears’. De klanken gaan uiteindelijk over in een volumineus ritme, dat na een climax in een abrupte stilte eindigt.

Op het prachtige ‘Juuichi’ valt alles op zijn plaats: een ijzersterke compositie, waarbinnen prettig geïmproviseerd kan worden, een mooie herkenbare melodie en lekker veel vaart. Een nummer kortom waardoor je als luisteraar meegevoerd wordt. Hoewel het experiment de band sierde, had je hiervan graag meer gehoord. Nu was het een wel erg abstract en afstandelijk concert.