Het ongevraagde lawaai van anderen

De krant berichtte onlangs over de toenemende herrie in de horeca. De muziek staat er vaak zo hard dat je elkaar nauwelijks nog kunt verstaan. Hoe later de avond hoe harder je moet schreeuwen. Harde muziek gaat blijkbaar gelijk op met gezelligheid.

Het is natuurlijk van de zotte dat je niet meer rustig kunt eten. Onze eetcultuur stelt blijkbaar zo weinig voor dat mensen meer komen voor de entourage. En daar willen ze ook nog flink voor betalen.

Behalve dat je je eten wilt proeven, wil je met elkaar converseren. Maar dat wordt door de muziek onmogelijk gemaakt. Deze diende er oorspronkelijk voor om de buren niet te hoeven horen praten. Dat is inderdaad wel zo prettig, want andermans conversatie is vaak niet om aan te horen. Zelden zit je naast interessante intellectuelen. Alleen nu hoor je zelfs jezelf niet meer. Daarvoor dringt de achtergrondmuziek zich te veel op de voorgrond.

Het valt me altijd op hoe mensen luid zitten te kakelen. Alsof alle anderen hun oninteressante gelul moeten aanhoren. Of willen ze boven de muziek uitkomen? Het valt toch vooral te herleiden tot onze schaamteloze ik-cultuur: als ik hard wil praten, dan doe ik dat, het liefst over mezelf. Ook het ermee gepaard gaande verscheurende gelach wijst op een geweldig interessante persoonlijkheid.

Het is een beetje een kip-of-ei-verhaal. En je wilt geen van beide. Zaak is om dat ene rustige restaurant te vinden. Op maandagavond te gaan eten. Of gewoon thuis te blijven. Om in stilte te eten of bij je eigen goede muziek, want die is in restaurants meestal ook niet te pruimen. Ik las dat het vaak setlists zijn, samengesteld door deejays … Je zou bijna zeggen: daar is over nagedacht.