Overal Geert

De laatste tijd zag hij ze overal. Dat was sinds de verkiezingen. Daarvoor waren ze hem niet zo opgevallen. Meneer B. keek eigenlijk nooit naar andere mensen. Ze interesseerden hem niet, al had hij het beste met iedereen voor en was hij altijd vriendelijk en wellevend. Het viel hem op dat anderen zelden vriendelijk en wellevend terug waren. Vaak keek hij in een paar lege ogen of botste zijn blik op een houten hoofd. Dan was meneer B. altijd blij dat hij weer thuis was, tussen zijn boeken, zijn muziek en bij zijn kat en probeerde hij zijn medemens snel te vergeten.

Maar nu vielen ze hem dus op. Hij had begrepen dat dit de mensen waren die de verkiezingen hadden gewonnen. De gewone man. Het volk van Geert. Ze zagen er overigens niet uit alsof ze hadden gewonnen: hun gezichten stonden nog net zo hard en ontevreden als voorheen. Of kwam dat doordat de formatie nog niet echt wilde lukken? Hij verdacht ze er echter niet van dat ze het journaal en de krant volgden, al zou er toch wel iets van het nieuws tot ze doordringen.

Ook meneer B. was geschrokken van de verkiezingsuitslag. Niet vanwege zijn mensenliefde dus. Politieke kreten als ‘Samen kan het’ of ‘Schouder aan schouder’ gingen langs deze doorgewinterde individualist heen. Hij was vooral geschrokken vanwege de natuur en het milieu. Het geertenvolk scheen zich daar niet druk om te maken en het klimaatprobleem maar een leugen te vinden. Wisten zij veel dat de natuur hard achteruit ging en dat de boeren daar een grote rol in speelden. Of het kon ze niet schelen. Het waren wel de boeren die hun barbecues vulden. Poten af dus. De geert wilde vooral blijven consumeren.

Ook om de cultuursector maakte B. zich zorgen. Cultuur was volgens rechts immers een linkse hobby. Meneer B. dacht dat overigens zelf ook weleens als het weer eens ging over ‘verbinding’ en emancipatie. Terwijl schoonheid en kwaliteit op de eerste plaats zouden moeten staan. Daar gaf de geert echter net zo min om als om de grutto en de honingbij. Kunst was elitair, en wat hij niet begreep mocht verdwijnen. Cultuur was voor de geerten Zwarte Piet, vuurwerk, The voice of Holland en Max Verstappen. Meneer B. gunde hun dit wel, zolang ze het maar niet voor het zeggen kregen. Want dan was de beschaving gauw voorbij. Dat las je op al die haatdragende gezichten.

Aan buitenlanders had de geert net zo’n hekel als aan de elite. Ook die waren hem wezensvreemd. De ‘buitenlander’ had het ouderwets weer gedaan. Nu was meneer B. ook van mening dat het wel erg vol en druk werd in het land, maar dan meer in getal. Hij hield van de multiculturele samenleving met haar breed palet van smaken. De caissière met het hoofddoekje was de enige in de supermarkt die naar hem lachte, al hoorde dat ook wel bij haar functie. Stiekem dacht meneer B. hoe fijn het zou zijn als een deel van die verongelijkte geerten eens op zou krassen. Dat zou de maatschappij er een stuk aangenamer op maken.