Montere Weltschmerz

Recensie van ‘Nachtboot’ van Maria Barnas

De nachtboot is ‘de eenzame zwarte boot’ waarop de ‘ik’ uit Marsmans gedicht ‘De overtocht’ vaart ‘in het holst van de nacht/door een duisternis, woest en groot/den dood, den dood tegemoet’. De ‘ik’ is door wanhoop bevangen en door onzekerheid, want wat als ‘de dood het einde niet is’.

De eerste drie regels van dit gedicht vormen het motto van de nieuwe bundel van Maria Barnas. Hoewel de dood, het verstrijken van de tijd en de onzekerheid hierover door de bundel heen terugkeren is ‘Nachtboot’ geen sombere bundel. Het gaat in de gedichten vooral over de onzekerheid of je de werkelijkheid kunt kennen en de pogingen hier vat op te krijgen.

De gedichten zijn daarom heel onderzoekend van toon. In het vierdelige titelgedicht wordt Marsmans gedicht vanuit verschillende perspectieven bekeken. Van buitenaf: ‘Ik zag een schip dat het diepste zwart/vervoert waarin iets opflakkert/als een gezicht in een herinnering’. Of zelfs nog afstandelijker door naar het gedicht zelf te kijken: ’Ik beweeg me tussen een boot en hoe die is beschreven’ waarbij het wel heel intellectueel wordt. Of van binnenuit: ‘Er hapert een boot die mij op volle zee naar huis moet brengen’, waarin ze Marsman benadert. Toch domineert in de gedichten de ratio en is er zelfs sprake van relativerende humor door bijvoorbeeld te verwijzen naar Michael J. Fox in de SF-film Back to the future die eruit ziet ‘alsof hij ook altijd te laat is’. Barnas waakt er duidelijk voor ‘te zwaar’ te worden. Bij haar geen wanhoop. Meer een soort montere Weltschmerz: ‘ik zal met de nachtboot gaan en wakker zijn’. Lees verder “Montere Weltschmerz”

Schoonheid en leed liggen om de hoek

Over ‘Het wolkenreparatieatelier’ van Peter Swanborn

De titel is op zich al een reden om de nieuwe bundel van Peter Swanborn aan te schaffen. Je weet meteen dat het om iets onmogelijks gaat dat alleen in de verbeelding van de dichter bestaat. In het gelijknamige gedicht staat dat ‘voor de pijn van inwendige krimp als gevolg van de inwendige kramp als gevolg van de ongelijke strijd tussen aantrekkings- en zwaartekracht geen remedie bestaat’. De pijn die de dichter ervaart lijkt op de wolken te zijn geprojecteerd.

De gedichten zijn grofweg te verdelen in gedichten waarin de natuur centraal staat en gedichten over een heel persoonlijke thematiek. Ze staan door elkaar heen, verdeeld over drie afdelingen, waarvan de tweede ook de titel ‘wolkenreparatieatelier’ draagt. De eerste en de derde afdeling hebben de al even omineuze titels ‘Neteldrift’ en ‘Wantsdagen’, die oppervlakkig gezien een banale verklaring hebben (de vlinder is op zoek naar een brandnetel ‘voor de eerste rups’, de wants geniet van zijn ‘zomerschaatsgenot’), maar betrekking hebben op verlangen en ondergang. Lees verder “Schoonheid en leed liggen om de hoek”

De kracht van de observatie

Over ‘Zog’ van Erik Lindner

De nieuwe bundel van Erik Lindner telt maar zes gedichten, waarvan er echter vier uit meerdere delen bestaan. Het titelgedicht ‘Zog’ telt elf van die delen en gaat over de zee. Het getuigt van lef om in deze tijd met natuurlyriek te komen en zeker over een universeel landschap als de zee, waar iedereen sterke beelden van heeft. Wat voeg je als dichter aan al die eerder beschreven en breed gevoelde ervaringen nog toe?

Lindner probeert de kust en de zee niet in weidse metaforen te vangen, maar roept de sfeer ervan op door alles wat hij ziet heel minutieus te beschrijven: ‘teruglopend water, meertjes achter zandplaten/geulen tussen geribbeld opgedroogd zand […] een golf komt op me af/trekt zand met zich mee terug’.

Al lezend verbaas je je over al die zakelijke beschrijvingen. Is dit nog poëzie? Je leest observaties die je zelf ook zou doen als je, zoals Lindner gedaan heeft, de tijd neemt om nauwkeurig naar de zee te kijken. Bij mij zorgden ze voor een en al herkenning. Lees verder “De kracht van de observatie”

De lange weg naar berusting

Over ‘Binnenplaats’ van Joost Baars                                   

Dat een debutant meteen de VSB Poëzieprijs wint, stemt nieuwsgierig. ‘Binnenplaats’ van Joost Baars blijkt een ambitieuze bundel waarin je flink je tanden moet zetten.

De bundel lijkt op het eerste oog nogal onsamenhangend met eerst een aantal gedichten over een ‘Jij’, met hoofdletter geschreven, daarna een afdeling gedichten met titels als ‘Karl Marx’ en ‘Hannah Arendt’, dan plotseling vertalingen van negentiende-eeuwse sonnetten en vervolgens een reeks vogelgedichten. Na herlezing blijkt hier wel degelijk een rode draad in te zitten.

‘Binnenplaats’ opent met een apart staand gedicht waarin minutieus wordt beschreven hoe de vrouw van de ‘ik’ plotseling ter aarde stort en met een ambulance wordt weggevoerd. In de afdeling die daarop volgt, blijkt zij te zijn overleden: het licht van zijn bureaulamp is een ‘zinsbegoocheling’, ‘nu even zeker als het leven van mijn vrouw’. In maar liefst zestien titelloze gedichten vol gemis, verlangen en vertwijfeling wordt de ‘Jij’ of ‘Jou’ aangesproken, in een poging over de dood heen contact met haar te krijgen. Zij kan echter alleen nog maar bestaan in de taal, die opwelt ‘uit een plek in mij die niet klinkt/waar de taal waarmee ik dit zeg/niet bestaat, totdat Jij het zegt’, waarbij zij zich ‘in elk gesprek aan alle taalweerslag onttrekt’.

Door het willen terugroepen van de gestorven geliefde in poëzie, doen deze gedichten erg denken aan ‘Doodsbloei’ van Pieter Boskma, waarin deze de rouw over zijn gestorven vrouw verwerkt. Lees verder “De lange weg naar berusting”