De redding (een zkv)

In memoriam A.L. Snijders (1937 – 2021)

Op een stralende ochtend hees ik mij in mijn wielrenkleding. Het leek daarin altijd alsof je niets aan had, om nog sneller over ’s heren wegen te kunnen gaan. Ik had een sportfiets met recht stuur gekocht, omdat ik ook nog om mij heen wilde kijken. Er valt bij mij in de polder zoveel te zien. Ondanks de intensieve veehouderij.

De zachte lucht spoelde om mij heen. Ik werd gepasseerd door een bejaarde op een e-bike en een woeste motorrijder, benzinelucht vulde mijn neus. Even later kwam het bestelbusje van Henk Aast, uw loodgieter – ik kon het nog net lezen –  mij in vliegende vaart voorbij. Het deerde mij deze keer allemaal niet: dit leed was meteen weer geleden. Ik vervolgde mijn tocht.

Lees verder “De redding (een zkv)”

Werken aan je literaire carrière

In een column in de Volkskrant gaf literair agent Willem Bisseling verongelijkt af op ‘amateur-schrijvers’ die hem met manuscripten bestookten. Ellendelingen die veel te makkelijk dachten over literatuur, geen bal hadden gelezen en daardoor blijk gaven van minachting voor zijn nobele vak. Agenten en uitgeverijen kunnen uit de slushpile, zoals de verzameling ongevraagde manuscripten onelegant wordt aangeduid, nauwelijks iets publicabels halen. Dat ligt volgens Bisseling aan het gebrek aan kwaliteit. Daarom kun je ‘Sebes & Bisseling Literary Agency’ niets meer opsturen.

Behalve dat zijn stukje nogal klagerig overkwam – het is toch gewoon zijn werk –  riep de column direct vragen bij me op. Allereerst: waarom spreken van amateur-schrijvers alleen omdat iemand nog niet heeft gepubliceerd? Je moet toch ergens beginnen? Over minachting gesproken. Bovendien is een amateur iemand die iets uit liefhebberij beoefent en hiervan niet zijn beroep wil maken, zegt Van Dale. Maar dat laatste willen de inzenders van manuscripten juist wel en daarmee nemen ze de redacteur of literair agent zeer serieus.

Lees verder “Werken aan je literaire carrière”

Stijl is alles

Hafid Bouazza. Ik was hem eigenlijk al een beetje vergeten. Ooit was ik onder de indruk van De voeten van Abdullah (1996), Momo (1998) en bovenal van Paravion (2003). Vooral zijn stijl sprak mij aan. Stijl is alles, zei Michael Zeeman eens in Zeeman met boeken uit de tijd dat een boekenprogramma nog elitair mocht zijn. Daar was ik het roerend mee eens. We kennen bijvoorbeeld allemaal gevoelens van verliefdheid, maar alleen een goede schrijver schrijft hier overtuigend over en maakt er literatuur van. Dat deed Bouazza en zijn boeken gingen natuurlijk over nog een heleboel zaken meer.

Op een gegeven moment werd Bouazza’s productie van fictie minder en verloor ik hem uit het oog, hoewel hij zeer actief was als essayist en vertaler. Nu is de kans op een nieuwe roman verkeken. Ik haal dit in door zijn laatste boeken te lezen: Spotvogel (2009), Meriswin (2015), korte romans die veel indruk maken, en weer vanwege die prachtige, weelderige stijl. Ik weet het zeker: dit is grote literatuur.

Lees verder “Stijl is alles”

Thomas Bernhards opgewekte cynisme

De Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard, die ruim dertig jaar geleden overleed, staat weer volop in de belangstelling. Bij de kleine uitgeverijen IJzer en Vleugels verschijnen er regelmatig nieuwe vertalingen. Het gaat hierbij om proza, terwijl Bernard vooral als toneelschrijver bekend staat. Toneel lees je inderdaad niet zo gauw. Ik kende Bernhard om die reden alleen van naam. Ik wist dat hij een controversieel schrijver was, een non-conformist die voortdurend met de autoriteiten overhoop lag, een misantroop en een kluizenaar. Redenen genoeg om mij op de nieuwe uitgaven te storten en en passant ook wat oude op internet op te snorren.

Prachtig zijn de drie vroege verhalen van Op de boomgrens (1969). Vooral het openingsverhaal, Kulterer, dat Bernhards schrijverschap al in een notendop samenvat: een gevangene komt vrij, maar ziet enorm op tegen de vrijlating, omdat hij zich in de gevangenis tot schrijver heeft ontwikkeld. Hij is bang in vrijheid zijn literaire inspiratie te verliezen. De gevangenis is niet voor niets gesitueerd in een voormalig klooster. De schrijver staat buiten de maatschappij en komt alleen daar tot wasdom.

Lees verder “Thomas Bernhards opgewekte cynisme”

Verbeelde macht

De macht van de natuur doet zich in onze contreien zelden voelen: een enkel najaarsstormpje dat steevast wordt overdreven en van angstaanjagende codes voorzien, een paar kades die eens in de zoveel tijd door gestegen rivierpeil onderlopen. En natuurlijk de aardbevingen in Groningen, maar die zijn in verband te brengen met machtig menselijk handelen.

Bloedeloze parken gaan door voor natuur. De meeste bossen zijn aangelegd. De zee en de polders zijn onder controle door dijken en sluizen, waar we ongelooflijk trots op zijn: Nederlanders als de bedwingers van de elementen. Natuur zien we voornamelijk als mogelijkheid tot recreatie, wat we in deze coronatijd bovenmatig hebben gezien. Van enig ontzag is daarbij geen sprake: zij wordt schaamteloos gebruikt en vervuild. De consumentenmentaliteit wordt tot het uiterste doorgedreven. Machtig is de natuur wel in de Provence waar de korte roman Heuvel (Colline) van Jean Giono speelt, een boek uit 1929.

Lees verder “Verbeelde macht”

Het woke-spook

Er waart een spook door de letteren: het woke-spook. De trend schrijvers te toetsen aan hun politieke correctheid, ook als ze al zijn overleden. Als schrijver sta je algauw op iemands tenen. Wanneer men zich door hem (meestal) of haar tekortgedaan voelt is het internet te klein. Op sociale media wordt door politiek-correcte figuren net zo hard geschreeuwd als door xenofobe rechts-extremisten.

Het woke-spook duikt ook op in het officiële circuit. Zo gebruiken buitenlandse uitgeverijen zogenaamde sensitivityreaders, die manuscripten uitpluizen op eventuele racistische, seksistische of andere genderonvriendelijke elementen. Met de vertaling van Amanda Gormans The Hill We Climb heeft de sensitivityreader ook in Nederland zijn intrede gedaan: die was namelijk een eis van haar Amerikaanse uitgever. Moeten wij ons zorgen maken?

Lees verder “Het woke-spook”

Bij de kap van een treurwilg

Hij gaf de opzichtig prozaïsche wijk
die van dood hout aan elkaar hangt
een weemoedige klank – zoiets heb je nodig

volgezogen met verdriet en verlangen
maakte hij dat van jou overbodig
je liep hem met een gerust hart voorbij

op zijn kruin had hij weleens – wat misplaatst –
een reiger op hoge stijve poten
in de panden van zijn jas scholen de andere vogels

zijn haar groeide tot aan het wateroppervlak
en als het geregend had
vielen daarop als spelden zijn tranen.

De magie van Rodenko

Poëzie heeft met de tijdgeest te maken, en ook weer niet. Steeds staan er nieuwe generaties dichters op die zich van de vorige willen onderscheiden. Op zich niet opmerkelijk: zo gaat het in het hele leven. Slechts enkelen van die nieuwe literaire generatie ontstijgen de tijdgeest en worden tijdloos: zij hebben hun persoonlijke stempel op de kunst weten te drukken. In het begin trekt vooral de algemene beweging de aandacht, als uiting van de tijdgeest; allengs wordt de universele waarde van de individuele kunstenaar zichtbaar.

Een dichter die goed paste in zijn tijd en deze tegelijk ontsteeg was Paul Rodenko (1920 – 1976). Zijn poëzieopvatting sloot aan bij die van de Vijftigers, jonge dichters die zich afzetten tegen de traditionele verskunst, met name die van de Tachtigers. Poëzie moest volgens hen experimenteel zijn, uitgaande van de zintuiglijke ervaring (‘experimenteel’ is gebaseerd op het Franse ‘expérience’), van de materie, en niet van een vooropgezet levensgevoel (zoals de romantiek of het humanisme).

Lees verder “De magie van Rodenko”