Meneer B. hield van Italië. De liefde betrof de associaties die het land bij hem opriepen; schoonheid, kunst, cipressen, rustieke heuvels, het dolce far niente. Als hij er was vond hij het er vooral vies, druk en lawaaierig. Maar eenmaal thuisgekomen, gevoed door zijn favoriete literatuur, nam de idylle algauw weer de plaats van de herinnering in.
Op zijn terras stond een oleander, als een soort ode aan het land. In een hierbij passende terracotta pot. Hoe hij aan de plant gekomen was wist hij niet meer. Hij deed hem denken aan de muren en bermen vol oleander die hij in Italië aantrof, aan dicht weelderig groen overdekt met geurende bloemen.
Zijn oleander bleef echter klein en, erger nog, bloeide niet. Meneer B. weet het aan het grimmige Nederlandse klimaat waarin de oleander zijn bloemenpracht weigerde te ontvouwen. Of moest hij hem in een grotere pot zetten? In beslag genomen door dagelijkse beslommeringen vergat hij dat idee weer.
Aan het eind van elk jaar verschrompelde de kleine scherm van groen tot helemaal niets, alsof de plant weigerde nog langer het onderwerp van regen en gure kou te zijn, om in het voorjaar in zijn oude vertrouwde vorm terug te keren. Elk jaar weer. Vanwege deze hardnekkigheid raakte meneer B. toch op de plant gesteld, ondanks het uitblijven van bloemen.
Mijn duifje
Meneer B. ging naar buiten om een sigaartje te roken. Zijn gedachten dreven mee op de wegkringelende rook. Wat was het toch een rustgevende gewoonte, die maar al te makkelijk door gezondheidsfanaten werd verketterd. Roken was gezond, daar was meneer B. van overtuigd. Het verminderde de stress.
De verrassend warme lentemiddag stemde hem een beetje melancholiek en hij dacht aan haar van wie hij nou al zo lange tijd niets had gehoord. Terwijl hij in zijn laatste e-mail zo zijn hart had uitgestort.
Twee duiven meldden zich op de dakrand van de schuur in het schelle tegenlicht. Toch zag hij hun verlangen. Nog altijd kwamen ze om voer bedelen. De hele winter had meneer B. een bord met vogelzaad op zijn terras staan. Er kwam natuurlijk een moment dat dit overbodig was en de vogels hun eigen voedsel moesten gaan zoeken. Maar zoals elk jaar stelde meneer B. dat moment voortdurend uit. Hij kon het gewoon niet over zijn hart verkrijgen met voeren te stoppen. Het toch irrationele idee dat zijn vogels dan zouden verhongeren weerhield hem ervan.
Pasen
is toch de tjiftjaf
op mijn fiets in de polder
aan het eind bekaf

Pleitbezorger
Het is zeven jaar geleden dat Wim Brands overleed. Ik behoor tot de velen die graag naar zijn programma Boeken keken. Het was zijn programma. Na zijn dood werd Boeken veel minder: Jeroen van Kan was inhoudelijk goed, maar miste Brands bevlogenheid, Carolina Lo Galbo had niet het niveau.
Brands was ook dichter. Ik hoorde hem in 2014 tijdens de Nacht van de Poëzie. Hij blaakte van trots en zelfvertrouwen. Hij signeerde zijn bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee alsof het een bijzondere gunst was. Ik vond de gedichten aardig, maar niet geweldig. Even later presenteerde Brands de bundel in de plaatselijke boekhandel. ‘Is dit nou poëzie?’ vroeg een van de toehoorders. ‘Het is praatpoëzie’, haastte Brands zich te antwoorden.
Profetie
I.M. Wim de Bie
Voor mij als tiener waren Van Kooten en De Bie zo belangrijk dat ik bang was dat ze dood zouden gaan. Een wat merkwaardige angst, ook omdat de heren toen in de kracht van hun leven waren. Maar zoals bekend is voor een puber iedereen boven de dertig stokoud en dus ongelooflijk sterfelijk. Gelukkig gingen ze nog jaren door en besloten ze zelf een punt achter hun gezamenlijke artistieke leven te zetten, dat wil zeggen Koot, want Bie wilde graag door. Wat hij solo nog even deed.
Deze eeuw bleef het duo opduiken. Elk jaar tijdens de Boekenweek waarvoor ze een compilatie naar het boekenweekthema maakten met soms niet eerder uitgebracht materiaal. Of als referentiepunt als weer eens een professor Akkermans, Oost-Europadeskundige Dr. Clavan of een Tedje van Es-achtige rechtspopulist opdook. Ook als er zich nieuwe types aandienden die door hen vertolkt hadden kunnen worden.
Voor de eerlijke vinder

Nu is het mij toch overkomen! Ik had de Boekenweek met opzet overgeslagen, zodat het mij zeker, zeker niet zou gebeuren. Het boek dat ik op het oog had zou ik de week erna wel aanschaffen. Ik wilde niet de indruk wekken dat mijn begeerte uitging naar het Boekenweekgeschenk. Of naar het Boekenweekessay dat – moeilijke naam immers – niet meer zo mag heten. Daar is overigens wel een betere reden voor te verzinnen. Beide zijn zowel naar omvang als inhoud flinterdunne maakwerkjes. Al veel te veel had ik ervan ontvangen en van mijn boekenkast naar een verhuisdoos verbannen.
Ik weet waarover ik het heb.
Pleidooi voor de verhalen van Julio Cortázar
In de literaire wereld gaat het vaak over de waan van de dag: de bestsellers, de prijswinnaars, de nieuwkomers. Klassieke schrijvers raken op de achtergrond. Veel prachtige literatuur is niet meer verkrijgbaar of alleen tweedehands, soms tegen astronomische prijzen.
In de rubriek ‘Hoop op heruitgave’ op Literair Nederland wordt aandacht gevraagd voor ‘vergeten literatuur’. Echte literatuur is immers tijdloos. Bijvoorbeeld de fantastische verhalen van de Argentijnse schrijver Julio Cortázar (1914 – 1984). Ik schreef een pleidooi voor de heruitgave van zijn ‘Verzamelde verhalen’.
Boeken wegdoen, maar welke?
Voor boekkopende lezers komt in het leven altijd het kritieke moment dat de opvangcapaciteit voor nieuwe aanwinsten is uitgeput. De boekenkasten staan er als afgemat vee bij, zwaar door de rug gezakt. Geen last kan er meer bij. Er zijn in huis geen beschikbare muren meer voor nieuwe boekenkasten. Dan moeten er boeken weg. Maar op basis van welke criteria?
Naar boven
Het wegdoen had zich eerder al ingezet: minder waardevolle boeken gingen ‘naar boven’ om plaats te nemen in goedkope boekenkasten; de elitetroepen mochten beneden het duurzame eikenhout blijven koesteren. Voor zo lang het duurt en ook zij elders gestald worden. Eenmaal verbannen vertrekken de boeken op weer een later moment nog verder naar boven, naar zolder, naar verhuisdozen. Die stapelen zich op. Nu weet je wat omkomen in de boeken betekent.
Ook Couperus is nu non-binair
In een tijd waarin de hele culturele sector het woke gedachtegoed als leidraad lijkt te hebben, kon je er eigenlijk op wachten: ook Louis Couperus, die rond de vorige eeuwwisseling schreef, is voor dit modieuze karretje gespannen. Dit keer betreft het een tentoonstelling in het eigen Louis Couperus Museum in het kader van het Couperus-jaar.
‘Identiteit’
Couperus, een van onze grootste schrijvers, stierf dit jaar honderd jaar geleden. Je zou verwachten dat het dan op deze tentoonstelling vooral zou gaan over zijn literaire waarde. Helaas is de aandacht nu gericht op zijn seksuele identiteit. Dat wil zeggen zijn vermeende seksuele identiteit. Zonder blikken of blozen is hij als non-binair bestempeld, hoewel het museum er nog wel een vraagteken achter plaatst. Directeur Josephine van de Mortel is er in Trouw (27 januari 2023) echter stellig over: ‘een beetje man, een beetje vrouw’.
Koerkov is een literaire ontdekking
De naam Andrej Koerkov hoorde ik voor het eerst toen hij in Buitenhof geïnterviewd werd over de oorlog in Oekraïne. Een ouderwetse gewaarwording: een schrijver die zich uitsprak over de politieke situatie in zijn land. De schrijver als intellectueel. Alsof je weer in de jaren vijftig of zestig bent aanbeland. De oorlog is dan ook een uitzonderlijke situatie waarin je als diep verontruste burger, ook als schrijver, niet je mond kunt houden.
Picknick op het ijs
Prompt verscheen er een vertaling van Koerkovs Picknick op het ijs, bij Prometheus. Het voelde een beetje ongemakkelijk, alsof de uitgeverij een slaatje uit deze vreselijke situatie wilde slaan en lezers hun sensatiehonger wilden stillen. Het betrof overigens een roman uit 1996 die dus ver afstaat van de actuele gebeurtenissen. De vraag rees onmiddellijk hoe goed het boek werkelijk zou zijn. De beschrijvingen – absurd, satirisch, zwarte humor – wekten wel mijn interesse, maar ik besloot nog even te wachten.